De afgelopen weken hebben verschillende mensen tegen me gezegd dat ze veganist willen worden na het zien van de documentaire What the health. Dat snap ik wel. Ik ben immers zelf veganist en daarom de persoon bij uitstek om aan te vertellen je the dark side wilt joinen. Als ik mezelf niet was, zou ik het ook doen.
Er is alleen één probleem, en dat is dat ik niet zo goed weet hoe ik op dit soort opmerkingen moet reageren. Voor diegenen die onder een steen hebben gelegen: What the health is een documentaire die laat zien dat plantaardig eten hallelujahgezond is en vlees eten tot een langzame, pijnlijke dood leidt – en dan niet voor de dieren.
Zelf heb ik de docu nog niet gezien. Ik wil wel, maar iets houdt me tegen. En dat ‘iets’ is dat het waarschijnlijk allemaal een beetje bullshit is.
There, I said it: ik geloof de vegan propaganda niet, en dat terwijl ik toch echt heel erg van vegan propaganda hou. Sterker nog, ik ben vegan propaganda (althans, zo zie ik mezelf graag, als een Gezonde en Gelukkige en Gewetensvolle maar relatable vegan superwoman die toevallig óók nog eens een geweldige kledingsmaak en een superleuke blog heeft – maar goed, da’s mijn mening, wie weet ben ik voor sommigen eerder een vegan schrikbeeld).
Alleen geloof ik dus niet dat veganistisch eten zo verschrikkelijk goed voor je is. Begrijp me niet verkeerd, ik geloof wel dat het goed voor je is, maar ik geloof niet dat je, als je eenmaal plantaardig gaat eten, meteen geneest van al je mysterieuze ziektes, iedere ochtend om zes uur vrolijk uit je bed springt en immuun wordt voor ieder griepje. Dit geldt misschien voor sommige vegans, maar lang niet voor iedereen (ik bedoel, kijk maar naar mijn knieën).
Sommige veganisten geloven het wel. Stiekem vermoed ik dat dit voornamelijk komt doordat het fijn is om dit te geloven. Een principiële veganist zijn vergt namelijk best wel wat opoffering: je moet nee zeggen als iemand op kantoor taart trakteert, uit eten gaan is best een uitdaging en in de supermarkt moet je ineens allemaal labels gaan lezen. Dat doe je, omdat je het belangrijk vindt om geen dieren te mishandelen. Dieren die je overigens zelf niet kent of ziet. Maar tegelijkertijd eten je geliefde en je broer en je buurman wél gewoon alles wat los en vastzit, zonder zich te bekommeren om die dieren die jullie allebei niet kennen of zien.
Dan is het gewoon best wel lekker om jezelf aan te praten dat hiertegenover een voordeeltje staat: jíj krijgt tenminste nooit kanker, diabetes of een hartaanval. Een mooie beloning voor je onbaatzuchtigheid, nietwaar?
En dan ga je dus dit soort documentaires maken.
Natuurlijk wil ik dat al die mensen die inmiddels tegen me hebben gezegd veganist te willen worden, dat ook echt gaan doen. Natuurlijk wil ik dat iedereen stopt met het consumeren van mishandelde dieren. Maar ik had liever gewild dat dat dan was omdat sommige boeren rustig 20.000 varkens op een kluitje houden, en je dit soort praktijken niet wilt financieren. Omdat je empathisch vermogen hebt. Omdat je er ook gewoon voor kunt kiezen om niet bij te dragen aan dierenleed.
Maar goed, ieder niet-gegeten stukjes vlees is er natuurlijk eentje, wat het motief erachter ook is. Ik kan alleen maar hopen dat de mensen die geen vlees willen eten uit gezondheidsmotieven zichzelf straks ook weer aanpraten dat ze vlees eten echt ont-zet-tend immoreel vinden.
Je kunt me veel wijsmaken maar niet dat dit gezond is (maar het was superlekker dus I regret nothing) (en ja het klopt ik heb twee keer exact dezelfde foto in één blog staan. Is vegan propaganda.)
P.S. Voor iedereen die nu zegt “Jamaarrr je moet die docu eerst kijken en dan hoor ik je nog wel mevrouwtje”: daar heb je een punt. Een goed punt zelfs. Maar mijn lievelingsveganist Unnatural Vegan heeft ook al een filmpje gemaakt over waarom die docu van geen kant klopt. Niet dat ik dat filmpje wel heb gezien (ja sorry, hij duurt 25 minuten en ik heb ook nog een baan en zo), maar ik heb dit filmpje over waarom je veganist moet worden zelfs al wordt je er niet hallelujahgezond van wel gezien, en dat is voor mij genoeg.
Zoals ik vorige week al schreef: de afgelopen twee jaar heb ik deze blog best wel aan z’n lot overgelaten. Schandalig, ik weet het. En dat wil ik veranderen. Echt. Als bewijs van mijn welwillendheid heb ik een veel te persoonlijk stukje geschreven over alles wat ik de afgelopen twee jaar allemaal heb uitgevoerd, zodat je straks weer helemaal bij bent. Lees & huiver:
Gaat een 24-jarige naar de middelbare school
Twee jaar geleden behaalde ik mijn masterdiploma Nederlands. Ik studeerde af op de relatie tussen gender en succes in de posture van Connie Palmen, Renate Dorrestein en Heleen van Royen (FEMINISME jeuj) (deze info speelt trouwens geen rol in de rest van het verhaal maar ik vind het gewoon leuk om te vertellen). In plaats van een baan te zoeken, zoals normale mensen dat doen, besloot ik nog een master te doen: de lerarenopleiding tot docent Nederlands.
Ik verkeerde namelijk in de veronderstelling dat ik hier iets mee zou bereiken. Ik dacht dat ik de leerlingen goed Nederlands kon geven, dat ik hen interessante dingen kon leren, en dat ik een beetje een relevante rol zou spelen in de maatschappij.
Oh boy, I was wrong.
Ik heb me zelden zo irrelevant gevoeld als in het jaar van de lerarenopleiding.
Ik heb daar eigenlijk nooit iets over geschreven – natuurlijk heb ik daar nog nooit iets over geschreven. Tijdens dat jaar zelf kon ik er natuurlijk niks over online zetten (ik bedoel, op zich is deze blog gewoon gekoppeld aan mijn volledige naam), maar ook daarna had ik er weinig zin in. Deels omdat ik deze episode uit mijn leven gewoon wilde vergeten, en deels omdat ik het allemaal een beetje gênant vond. Er is weinig dat meer cringe-worthy is dan een leraar die er niets van bakt, nietwaar?
Het eerste half jaar viel het nog wel mee, trouwens. Toen vond ik het zelfs echt tof. Ik vond het leuk om lessen te bedenken en ik vond de leerlingen altijd leuk, zelfs als ze niet leuk deden. En zelfs het tweede half jaar vond ik de leerlingen ook meestal leuk, zelfs als ze niet leuk deden. Ik ben gewoon te soft. Ik vind altijd alles zielig, ik geef iedereen nog een extra kans (en nog eentje), ik geloof ieders verdrietige ogen als ze zeggen dat ze écht niet wisten dat ze vandaag al die belangrijke opdracht in moeten leveren. Heel leuk, aardig zijn, alleen je bereikt er weinig mee.
Ik geloofde zo erg in tweede kansen dat ik, toen ik eenmaal mijn diploma had behaald, eraan dacht om alsnog een baan te zoeken bij een iets ‘makkelijkere’ school (lees: in Amstelveen). Ik was er even van overtuigd dat het hier wel allemaal op rolletjes zou lopen. Ik bedoel: het lesgeven zelf vond ik interessant en het was echt niet alleen maar kommer en kwel. Ik heb me vaak rotgelachen om die kinderen (althans, op de momenten waarop ze niet de computersystemen van de school aan het saboteren waren en mij ervan overtuigden dat iemand buiten de klas de boel had gehackt) (ja, wist ik veel) (ik ben nu echt zo’n cliché van een leraar die niet weet hoe je met technologie om moet gaan hè?).
En misschien was het ook leuk geweest, ik zal het nooit weten. Want ik merkte eigenlijk ook wat het leraarschap mij niet bracht: schrijven. Ik heb altijd eigenlijk alleen maar willen schrijven. Mijn bijbaantjes tijdens mijn studie waren alleen maar gericht op schrijven, mijn eerste stage was als tekstschrijver: waarom zou ik in godsnaam een baan nemen waarbij ik de hele dag moest praten, terwijl ik ook gewoon kon gaan schrijven?
Dus toen solliciteerde ik bij een paar bedrijven waarbij ik dit kon doen. En tot nu toe heb ik eigenlijk nauwelijks teruggekeken. Mijn collega’s hebben dan ook nog geen propjes naar me gegooid, dus dat is TOP.
#officelife
Nu werk ik al bijna een jaar fulltime als copywriter. Dat is een stuk beter dan lesgeven, al was het maar omdat ik nooit mijn stem hoef te verheffen en chips mag weten wanneer ik dat wil. Maar het belangrijkste van alles: ik mag de hele dag schrijven. Sommige mensen vinden dat misschien raar, maar die mensen zijn zelf gewoon raar. Schrijven is geweldig. Hoe meer ik schrijf, hoe meer ik leer – zeker de laatste tijd, nu ik wat langer in de materie zit en steeds weer nieuwe manieren leer om dingen op een andere manier te doen of te zeggen.
Het bedrijf waar ik werk is ook erg leuk. Mijn collega’s zijn ontzettend creatief – en nee, dit zeg ik niet eens om te slijmen, want zij lezen mijn blog toch niet. Ik sta echt te kijken van de goede ideeën die ze steeds weer opnieuw hebben.
Aan de overgang van studeren naar 40 uur per week op kantoor zitten heb ik trouwens wel heel erg moeten wennen, maar ik geloof dat het inmiddels wel gelukt is. Het duurde een jaar en een mindfulnesscursusje, maar dan heb je ook wat.
Het blijft toch wel een beetje raar om te praten over je werk op je blog, vind ik (ik heb dat eigenlijk ook nooit gedaan bij mijn bijbaantjes, of bij mijn stage). Juist omdat het zo’n groot deel van je leven is. En je professioneel moet zijn, en zo, terwijl ik er op mijn blog een sport van maak om mezelf zo belachelijk te maken als het maar zijn kan. Dus ik stop er nu weer mee. Jullie weten wel genoeg, lijkt me zo.
Elke dag feest
Op zich ook wel een mijlpaal in mijn leven: afgelopen januari ben ik gaan samenwonen met Tim! De feiten op een rijtje:
Het is een huis in Amsterdam-Oost; ongeveer tien minuten fietsen van mijn vorige huis. Dat is wel fijn, want ik voelde me er erg op m’n plek.
Het is echt een geweldig huis. Maar echt. Het is zo oud en mooi en ik kan vaak nog niet geloven dat ik zoveel geluk heb om in zo’n huis te wonen (zeker niet omdat de huurprijzen in Amsterdam belachelijk hoog zijn). En dan ook nog eens in zo’n leuke buurt! En heb ik al gezegd dat het een mooi huis was?
Het is natuurlijk niet écht groot maar voor Amsterdamse begrippen meer dan prima.
Waar ik ook veel geluk mee heb gehad: de persoon met wie ik samen mag wonen. Al moet je dat eigenlijk geen geluk noemen, want ik heb hem zelf uitgezocht. Ik zou willen zeggen “Ik ben iedere ochtend blij dat ik naast hem wakker word”, maar ‘s ochtends vroeg ben ik niet zo met dit soort dingen bezig, dus ik zeg maar gewoon: ik ben iedere avond blij dat ik samen naast hem op de bank mag zitten met een bord eten op schoot. Beter dan dat wordt het niet.
Nee maar echt samenwonen is heel erg leuk. Ik vond alleen wonen ook altijd meer dan prima, maar samen is echt alles veel beter. Het is gewoon zo fijn dat er altijd iemand is. Het klinkt misschien heel stom maar het idee van je ‘leven delen’ vind ik heerlijk. Ik kan het echt iedereen aanraden (nou ja, iedereen die een relatie heeft met iemand waarmee hij/zij zijn leven wil delen tenminste, anders is het een beetje awkward).
“Ja maar ergeren jullie je dan nooit aan elkaar?” Nou … laten we zeggen dat we een aantal zaken in het huishouden allebei op een andere manier aanpakken.
Sorry, ik weet dat het saai is om een blogpost te schrijven over hoe erg je je leven op orde hebt, maar ja, als dat niet zo was zou ik deze blogpost niet schrijven denk ik.
Opa
Niet dat alles in mijn leven goed ging. In juni is mijn opa overleden. Dezelfde opa die in mei 100 was geworden, ja.
Ik had er nog niets over geschreven omdat ik het een beetje raar vond, het is toch niet alleen mijn opa, hij is ook de opa van mijn broertje en zusje en neefje, en de vader van mijn vader en oom.
Hij is eigenlijk gegaan op de minste erge manier waarom je kan gaan: hij verloor zijn bewustzijn en stopte na een paar dagen met ademen. Hij leek geen doodstrijd te hebben. Hij is 100 geworden. Mijn vader heeft de laatste dagen vaker wel dan niet bij hem gezeten, en ook mijn moeder en oom en tante zijn heel veel bij hem geweest, en ik heb hem zelf ook nog kunnen zien.
Maar het blijft rot.
Misschien schrijf ik er ooit nog wel een stukje over, want er valt nogal veel over hem te schrijven. Maar op dit moment voelt alles nog fout.
Ja, ik weet dat het al eind juli is. Ja, ik weet dat de lente al lang en breed voorbij is. Maar nee, ondanks het feit dat de blaadjes alweer bijna van de bomen vallen, is mijn hooikoorts nog altijd net zo nadrukkelijk aanwezig als een mug in je slaapkamer. Daarom bij dezen een lijstje over alles wat zo VERSCHRIKKELIJK irritant is aan allergisch zijn voor de natuur:
DAT HET ZO LANG DUURT DUS. Voor de leken (a.k.a. niet-hooikoortslijers) onder ons: geen hooikoorts is hetzelfde, iedereen is weer allergisch voor andere pollen of grassen. Bij mij begint het gelukkig pas ‘laat’ (midden mei), want ik heb ook een collega die al in maart loopt te niezen – en die is nog steeds niet klaar. Op zich zijn we inmiddels al een derde van het jaar verder. Geeft verder niks hoor.
Nou ja, dat je je er zo ziek door gaat voelen dus. Met hooikoorts lijkt het net alsof je extreem verkouden bent en tegelijkertijd ook nog eens zes muggenbulten op ieder oog hebt. Je kunt niet ademen en ook niet zien. Niet echt mijn idee van plezier maken, maar goed dat is mijn mening.
Dat neusspray altijd zo prikt. En oogdruppels altijd op je wang vallen i.p.v. in je ogen.
Dat je zonder pilletjes je ogen eruit wilt krabben van de pijn. Ik was tot vorig jaar een sukkel omdat ik weigerde pilletjes te slikken uit angst dat ik daar slaperig van zou worden (ik gebruikte wel neusspray en oogdruppels, maar da’s niet genoeg). Vervolgens zat ik met nat wc-papier op mijn ogen te huilen. Nee, daar heb je wat aan. De pilletjes zorgen ervoor dat ik tegenwoordig 12 uur per nacht slaap en tussendoor regelmatig een dutje doe, maar dat is alleen maar beter, want als ik slaap heb ik tenminste niet de neiging om mijn eigen neus te amputeren met een beitel.
(Grapje. Ik heb geen last van bijwerkingen.)
Dat naar buiten gaan gewoon niet leuk is. Dan is de pollenconcentratie in de lucht echt te hoog. Laatst was ik met mijn collega’s op uitje in de polder. ’s Ochtends had ik braaf mijn pilletjes genomen, en ik had nergens last van, tot ik rond een uur of twee ging slapen (‘s nachts dan hè, ik werd niet moe van de pillen). Toen zat mijn neus ineens zo verstopt dat ik er letterlijk niet meer door kon ademen, iets wat ik nooit eerder heb meegemaakt behalve toen ik eens in een bed sliep waar vaak een kat in lag te tukken (ik wist toen nog niet dat ik allergisch was voor katten).
Ook bizar: het feit dat je gewoon allergisch bent voor de natuur. Ik bedoel, wat nou als we toch toch besluiten dat de moderne samenleving niet werkt en we teruggaan naar de jagers-verzamelaarscultuur? Dan ben ik echt ten dode opgeschreven aangezien ik drie maanden per jaar niet normaal kan functioneren.
DAT HET ZO LANG DUURT. HEB IK AL GEZEGD DAT IK VIND DAT HET LANG DUURT? #ishetalherfst
Vier maanden geleden schreef ik dat ik niet zo goed wist wat ik aan moest met mijn blog. Het is hier namelijk een beetje een dooie boel, zoals je wellicht al gemerkt hebt. Soms gaan er weken voorbij zonder dat ik iets plaats, mijn meeste lezers van vroeger zijn hem inmiddels gepeerd en veel van mijn blogvrienden van toen hebben ook al een andere hobby gevonden. Ik dacht dat ik er misschien ook maar eens mee moest stoppen: als je van de zeven jaar bloggen al een jaar of twee niet meer weet wat je moet schrijven, is de koek dan niet eigenlijk gewoon op?
Want dat is mijn probleem voornamelijk: gebrek aan inspiratie. Oké, ik heb het ook wel druk met fulltime werken en allemaal andere projecten, maar ‘te weinig tijd’ is niet mijn grootste probleem. Ik weet gewoon niet meer waar ik het over moet hebben, en dat komt weer door 2 dingen:
Veel van wat ik meemaak heeft te maken met mijn werk of met die andere projecten; het zou niet erg professioneel zijn om daarover te schrijven (“OMG wat ik nu toch weer heb meegemaakt op kantoor JE RAADT HET NOOIT…”)
Omdat ik ook buiten werktijd zoveel bezig ben met andere dingen, blijft er weinig hersenruimte in mijn hoofd over voor mijn blog. Op de fiets denk ik namelijk ook al aan X en Y. Of Z. Of A1. En ik kan nu eenmaal niet aan meerdere dingen tegelijkertijd denken. Ik wou dat het kon, maar het is fysiek onmogelijk.
Dus ja, zo blijft er niet veel over om over te schrijven. Eigenlijk zijn de enige kant-en-klare onderwerpen a) mijn verrotte knieën (die zijn namelijk ALTIJD in mijn gedachten, maar het is wel ook altijd hetzelfde liedje dus daar kan ik ook niet veel over schrijven) en b) RuPaul’s Drag Race (maar daar probeer ik nu van af te kicken omdat het ECHT niet meer oké was hoeveel hersenruimte dat opvrat).
Alleen … als ik dan wel weer eens blog … (en dan heb ik het over een ‘echte’ blog, geen maandoverzicht, daar was ik na drie keer eigenlijk wel klaar mee) … dan vind ik het zo leuk! ZO LEUK! En spannend! En interessant! Dan neem ik me meteen weer voor om vaker te schrijven. Iedere dag, als het even kan.
Dus misschien ga ik toch weer een poging wagen om wat hersenruimte vrij te maken. Ik moet dit niet te hard zeggen, want meestal als mensen een “Bitch I’m BACK!”-blogpostje schrijven, is dat hun allerlaatste blogpost aller tijden. Dus. Reken maar nergens op.
Wel kan ik zeggen dat ik achter de schermen bezig ben met een paar aanpassingen om de boel ook voor mij weer een beetje fris, nieuw en interessant te laten voelen. Dat is al in zo’n vergevorderd stadium dat ik kan garanderen dat het ook echt gaat gebeuren – tenzij mijn leven ineens ingrijpend verandert natuurlijk. Misschien wordt al het internet wereldwijd volgende week wel voor altijd en eeuwig platgelegd door hackers, of ben ik morgen wel getuige van een misdrijf en moet ik voor mijn eigen veiligheid verhuizen naar Buenos Aires en mijn naam veranderen in Hannie-Madelief Smith. Ik neem aan dat jullie hier in dit geval begrip voor zullen hebben.
(Voor wie niet meteen doorheeft wat ik bedoel met ‘een paar aanpassingen’: ik wil mijn layout omgooien. Niet echt een wereldschokkende verandering, althans, niet voor jullie. Wel voor mij, want ik heb deze layout al bijna zeven jaar en ik ben eraan gehecht zoals ik ben gehecht aan de cd-speler die ik kocht toen ik twaalf was: irrationeel maar hartstochtelijk.)
Rest mij om even heel hard BEDANKT te zeggen tegen al mijn lezers die hem niet zijn gepeerd, en in het bijzonder tegen alle mensen die mij de afgelopen jaren regelmatig een por in mijn zij hebben gegeven vanwege het gebrek aan nieuwe blogposts, waarna ik toch steeds maar weer eens een stukje typte, om weer opnieuw te ontdekken hoe leuk ik het eigenlijk vond. Jullie zijn de reden waarom mijn blog nog steeds bestaat. Begrijp me niet verkeerd, ik vind het schrijven op zichzelf ook heerlijk, maar de helft van het plezier hiervan is het idee dat mensen het gaan lezen. Of zoals Lady Gaga zegt: I live for the applause. Ik weet heus wel dat ik niet zo beroemd ben als Lady Gaga, maar als ik het ooit nog ga worden, dan heb ik het aan jullie te danken.
P.S. Zoals je misschien is opgevallen, functioneren de meeste afbeeldingen van mijn blog niet meer. Komt doordat Photobucket ‘ineens’ heeft bepaald dat je er 400 euro voor moet gaan betalen. Uh, mooi niet vriend. Ik ga dus alles binnenkort maar ergens anders uploaden, maar dat moet dus nog gebeuren.
“Ga lekker sporten,” zei mijn fysiotherapeut. “Zorg dat je lekker in beweging blijft. Als het maar geen hardlopen is.”
“Ja,” zei ik, maar eigenlijk bedoelde ik ‘nee’. Want voor mij bestaat er geen enkele andere sport dan hardlopen. Ik zou echt niet weten wat ik anders moet doen. Mijn sportschoolabonnement heb ik opgezegd (gelukkig), pilates durf ik niet aan met mijn knie, ik heb GEZWOREN om nooit meer aan yoga te doen, fietsen is saai en van zwemmen krijg je zo’n droge huid. Voor een teamsport kun je je moeilijk aan gaan melden als je de intentie hebt om binnen een paar maanden weer te verdwijnen, met de noorderzon mee op je hardloopschoenen.
Want ja, ik heb na bijna twee jaar nog steeds last van mijn #verrotteknieën, en nee, ik heb het nog steeds niet opgegeven dat ik ooit gewoon weer een marathon kan lopen (10 kilometer is ook goed hoor). OOIT zal ik weer rennen en dan ga ik iedereen uitlachen die me vertelde dat mijn lichaam hier misschien eventueel wellicht niet voor gemaakt is. Ik kan dit gewoon. Ik kon het altijd. Maar ondertussen had ik al mooi drie maanden helemaal niets aan sport gedaan. En dat moest eigenlijk wel. Anders zou naast mijn knieën ook nog eens de rest van mijn lichaam verrotten.
Ik bedoel, niet dat ik helemaal geen lichaamsbeweging krijg – ik fiets namelijk vijf keer per week naar mijn werk. Ik zet plusminus 39 koppen thee per dag en loop ongeveer net zo vaak naar de wc. Ik laat regelmatig mijn fietssleutel binnen liggen, waardoor ik weer de trap op moet rennen. Ik doe vaker boodschappen dan dat me lief is. Maar goed, dat zijn allemaal geen sporten. Als je er geen verhoogde hartslag van krijgt, telt het niet (oké, als je het zo bekijkt doe ik eigenlijk wel één sport: fietssleuteltje vergeten).
Dus toen de fysio voor de 93ste keer had gezegd dat ik toch écht moest gaan sporten om fit te blijven, koos ik maar voor de minst verschrikkelijke van alle kwaden: zwemmen. Want, afgezien van het feit dat mijn huid daarna jeukt alsof ik onder de vlooien zit, is zwemmen eigenlijk best leuk. En heel goed voor mensen met blessures, althans, dat zeggen ze altijd. Omdat de druk zo goed over verschillende spieren verdeeld wordt, bladieblie, bladiebla. Perfect voor zo’n zielig iemand als ik.
Dus ging ik afgelopen zaterdag zwemmen in het buitenbad vlakbij mijn huis. Het was een mooie ochtend, de zon scheen, het was niet zo heel druk, en het water was niet eens zo heel koud. Ik gleed zo het water in en zwom, in hetzelfde ritme als de sportievelingen met wie ik het bad deelde, en de vogeltjes floten, en het zwemmen ging vanzelf, en het leek net alsof ik op vakantie was, en ik dacht even dat alles klopte, dat dit misschien het nieuwe hardlopen kon worden, dat ik vanaf nu iedere zaterdag in het buitenzwembad zou liggen, ook als de herfstblaadjes in het water vielen, ook als het sneeuwde – omdat ik eraan zou wennen. Omdat dit nu eenmaal mijn sport was. Omdat het leven uit meer bestond dan alleen uit hardlopen en het luisteren naar het nieuwe album van Lorde.
Maar al na een paar baantjes schoolslag werden mijn groteske sportfantasieën vernietigd door het gevoel alsof iemand een kettingslot op mijn knie zette – en het fietssleuteltje reeds had ingeslikt. Ik probeerde de borstcrawl, maar dat voelde niet veel beter, en op zich had ik geen duikbril dus het was een middelgrote ramp. En nee, ik kwam het bad ook niet door door alleen met mijn armen te zwemmen.
Bewijs nummer #82 waarom mijn lichaam toch gewoon moet hardlopen.
Leuk dat je mijn blog bezoekt! Mijn naam is Lisa, ik ben 33 jaar en schrijver van young adult-romans Anders, Beter (juni 2022) en Bijna Echt (2020). Deze blog gaat over (bijna) alles wat mij bezighoudt – van valse herinneringen tot slechte goede voornemens. Neem me niet te serieus, tenzij je dat per se wilt. Meer weten? Klik hierrr.
… dat ik de afgelopen maand geen behoorlijke blog heb geproduceerd. Ik heb het geprobeerd, echt. Maar iedere keer als ik weer twee of drie uur aan een verhaal had gezeten, dacht ik: eehhh ja ik heb nu wel 1.500 … Continue reading →
Vroeger had ik een pesthekel aan Rotterdam. Hier had ik geen goede redenen voor, behalve dan dat ik er woonde en sowieso een hekel had aan alles&iedereen en dus al helemaal aan de plaats waar dat alles&iedereen gebeurde. Pas toen … Continue reading →
“Maar spreek je dan zo goed Frans?” wordt mij telkens haast verbijsterd gevraagd als ik vertel dat ik een half jaar in Parijs wil studeren. “Ja,” zeg ik dan, aarzel even, en vervolg: “Nee. Ja. Nee. JA! Wat is goed … Continue reading →