Author Archives: Lisa

waarom ik van mensen hou, of: waarom ik vegetariër ben

Ik hou meer van mensen dan van dieren. Wie dit niet doet, wantrouw ik. Natuurlijk, dieren zijn onschuldig, hebben geen dubbele agenda’s en zijn nooit bewust gemeen – in tegenstelling tot mensen. Maar wij zijn niet alleen maar slecht: wij zijn ideeën, cultuur, wetenschap, vooruitgang, allemaal dingen die dieren niet zijn.* Wij zijn verrassend, complex en veelzijdig.

Ik heb absoluut geen hekel aan dieren (dieren zijn best leuk, vooral het konijn van mijn zusje), maar ik ben niet ‘s werelds grootste dierenvriend. Soms vinden mensen het vreemd als ik dat als vegetariër zeg, maar deze zaken hebben  weinig met elkaar te maken. De vleesindustrie is wreed en walgelijk. Dat ik niet in katzwijm val bij iedere kitten, betekent niet dat het me niets kan schelen als het zou lijden.

Over het algemeen wordt dit wel begrepen, maar er zijn ook altijd mensen die het onzin vinden om vlees te laten staan. “Vlees eten is toch juist natuurlijk”, zeggen ze, of: “Maar dieren eten ook dieren, je zet jezelf nu boven hen!”
Ja, dat is waar, (sommige) dieren eten dieren omdat ze geprogrammeerd zijn met een jachtinstinct en ze vlees nodig hebben om hun lichaam aan de praat te houden. Newsflash: mensen hebben dat niet, of in ieder geval een stuk minder.

Misschien is onze spijsvertering gemaakt voor een dieet van zowel planten als dieren, en er zijn inderdaad mensen die stellen dat ze vlees nodig hebben, over het algemeen kunnen we prima leven zonder. Google drie seconden en je vindt allerlei soorten voedsel die je kunt eten om je lijf tevreden te houden. Ben je te lui om dit uit te zoeken, koop dan kant-en-klare vleesvervangers (een prachtige uitvinding van de moderne tijd).
Bovendien: het vlees dat in de supermarkt ligt, is verre van natuurlijk. Het is een en al water, groeihormonen, antibiotica en stress. Ons eetpatroon staat tegenwoordig behoorlijk ver af van de ‘natuur’ (voor zoverre die ooit bestond). Als je een lammetje ziet, is de eerste reactie het beest te willen knuffelen, niet het te willen slachten. Dit weerhoudt velen er niet van om lam te eten. Dat is niet onlogisch: het doodmaakproces is tegenwoordig makkelijk weg te denken.

Maar ik wil het niet wegdenken. Ik wil gewoon geen deel uitmaken van de vleesindustrie, iets waarvoor we voor kunnen kiezen omdat we beter weten dan een leeuw die een zebra doodbijt (iets dat overigens stukken minder wreed is dan de manier waarop dieren tegenwoordig worden gehouden). Een mens kan verantwoordelijkheid nemen. Wij kunnen verder denken dan ons eigenbelang.

Wij zijn gewoon geen dieren.

En daarom heeft dit snotterige beest al heel wat antibioticakuren achter de rug, terwijl een nieuwe kopen veel voordeliger is

*Update 2016: Ik ben het eigenlijk niet meer helemaal eens met de eerste alinea. Dieren kunnen meer dan we denken (en cultuur is niet alleen een mensending). En impliceer ik nou per ongeluk dat ze niet verrassend, complex en veelzijdig zijn? Niet heel slim van me.

18 Comments

Filed under mensen, vegashizzle

dit verhaal is een beetje vies (en vrij zielig)

Toen mijn broertje een jaar of acht was, kreeg hij een dwerghamster, Japie. Het hamsterhok stond in mijn broertjes kamer. Binnen een week wist Japie zich door de spijlen van zijn verblijf te manoeuvreren en verdween. We zochten overal, niet alleen op zolder maar ook op lagere verdiepingen – misschien had de piepkleine Japie trapgelopen? – maar hij was nergens te vinden.

Een tijdje later had mijn moeder verdrietig nieuws: de hamster was gevonden, alleen niet levend. Mijn moeder had hem aangetroffen op de onderste plank van mijn boekenkast. Japie was plat. Ze had al eens eerder in de boekenkast gezocht, maar toen had ze hem over het hoofd gezien.

Een ander vies verhaal. Een jongen had last van een verschrikkelijke stank die van zijn koelkast vandaan kwam. De oorzaak kon hij niet in, onder of op de koelkast vinden. Uiteindelijk keek hij in het koelelement, waar hij een muizenkerkhof aantrof. Kennelijk hadden ze een lekker warm plekje gezocht om te sterven.

Aan deze verhalen moet ik regelmatig denken als ik een muis in mijn kamer zie. Ik schaam me een beetje om toe te geven dat er muizen in mijn kamer lopen, maar ja, het is wel zo. Ik woon nu eenmaal in een behoorlijk oude, niet al te schone flat, en mijn kamer zit dichtbij de keuken. Waarom ze die keuken verlaten is me een raadsel, maar bij vinden ze het kennelijk ook wel goed vertoeven. Hoe vaak ik ook stofzuig, er ligt altijd wel ergens een kruimeltje van een kruimeltje of iets anders semi-eetbaars. Ik bedoel, muizen kunnen ook overleven op zeep. Ik kan het niet helpen!

Laatst was ik op een feestje waarbij we allemaal muizenanekdotes aan elkaar vertelden. Ik sprak mijn angst uit om ooit, bij het verhuizen of zo, een dode muis te vinden. “Dat ruik je echt wel hoor”, werd me grimmig verzekerd.

Wellicht is dat nu moment aangebroken, want toen ik gisteren thuiskwam van het hardlopen moest ik constateren dat er een vreemde, vieze en totaal onbekende lucht in mijn kamer hing. Ik heb de hele ochtend met mijn raam open gezeten, maar toen ik later die dag opnieuw thuiskwam, was die geur er nog steeds even sterk. Ik durfde niet zo goed onder mijn bed te kijken. Ook niet in mijn wasmand, achter de koelkast en helemaal niet in mijn boekenkast.

Inmiddels heb ik het wel gedaan, maar ik heb nergens een muis aangetroffen. Ik zou willen juichen, maar ja, mijn ouders dachten immers ook dat mijn broertjes hamster niet in de boekenkast zat.

22 Comments

Filed under de ongemakken des levens

de zoveelste wannabe-uitzondering

Ik heb het al eerder geschreven: nooit loop ik over Amsterdam Centraal Station zonder me er bewust van te zijn dat ik over een jachtterrein loop. Al voordat ik de open vlakte betreden heb, scan ik de omgeving af naar jongeren in felgekleurde jasjes en met klemborden of tablets in de hand. Ik haal diep adem en dwing mezelf door te blijven lopen, wat er ook gebeurt. Ik versnel mijn pas, kijk geveinsd chagrijnig en verschuil me achter toeristen. Ja, goededoelenwervers ontwijken is een belangrijk onderdeel in mijn dagelijks leven.

Eigenlijk best raar, nu ik erover nadenk. Raar dat ik het zo belangrijk maak, dat ik er zo veel aandacht aan besteed. Dat het me zo veel moeite kost om niet, zoals vroeger, te verzanden in lange ‘gesprekken’ waarbij ik voornamelijk zwijgend naar de grond staarde omdat ik bang was voor wat er zou gebeuren als ik ze aan zou kijken. Uiteindelijk wist ik er toch uit te persen dat ik toch geen donateur werd omdat ik niet geloofde dat mijn geld op de juiste plek terecht zou komen. En schuldig dat ik me dan voelde!

En het fascinerendste is dat dit al ZO vaak is gebeurd. Hoe vaak ben ik inmiddels wel niet aangesproken door een vlotte jongere die geld wilde zien voor iets waar ik wel achter sta, maar dankzij dezelfde vlotte jongere nu eenmaal wantrouw? Toch voelt iedere keer weer vers, iedere keer moet ik mijn best doen om er niet in mee te gaan. Ze worden ook steeds gehaaider, lijkt wel. Steeds vaker spreken ze je niet aan met “Mag ik iets vragen?” maar met “Hoi, ik ben Daniel/Sarah/Omar”, en geven ze je een hand, waardoor je totaal van je apropos raakt en het idee krijgt dat het onbeleefd is om verder te lopen. Alsof je bent aangesproken door een onschuldige voorbijganger, en niet door een sluwe jachthond. (Het is echt een wonder dat ik maar één keer ben gezwicht.)

Voor de goededoelenwervers zelf lijkt het me het vreemdst, iedere keer weer proberen om iemand het gevoel te geven dat je de eerste bent die vraagt om een maandelijkse donatie.Terwijl diegene waarschijnlijk al zoveel malen jouw collega’s – of misschien jouzelf wel – heeft afgewezen. En toch blijven proberen om diegene een uitzondering te laten maken. Een vriendin die dit werk ook gedaan heeft, vertelde dat goededoelenwervers hierop worden getraind. Dat je als goededoelenwerver altijd moet zeggen “Mevrouw, ik weet dat u haast heeft en normaal nooit stopt voor dit soort dingen, maar dit is heel belangrijk!”

Dit weekend heb ik een nieuwe strategie bedacht om goededoelenwervers te ontlopen. In plaats van het doorzichtige “Geen tijd” (niet erg overtuigend als je een beetje doelloos loopt te sloffen) zeg ik: “Sorry, ik heb hier nu echt geen zin in.”
Hiermee zeg je eigenlijk: Hoi, ik weet dat je ook maar gewoon je werk doet, maar wij staan hier allebei boven, en we gaan dit toneelstukje niet opvoeren oké doei.
En eigenlijk zeg je ook: Ja, normaal stop ik wel voor dit soort dingen, maar dit is echt een uitzondering, dat moet jij begrijpen.
We pakken ze terug met hun eigen wapens.

29 Comments

Filed under de ongemakken des levens

ik lees wel eens wat, deel tien

Voor iedereen die na mijn vorige boekposts dacht dat ik mijn dagen altijd doorkwam met lezen als een malle: dat valt best mee. In oktober las ik maar één boek uit. Wel een dik boek, en daarna begon ik aan een ander dik boek, maar daar zit ik nog middenin dus die kan ik nog niet bespreken. Oké, genoeg gebazel, dit las ik:

sue townend the woman who went to bed for a year

Sue Townsend – The woman who went to bed for a year

Zoals jullie misschien wel gemerkt hebben, ben ik groot fan van de Adrian Mole-boeken van Sue Townsend. Haar laatste roman, over een vrouw die het nogal gehad heeft met de wereld, wilde ik dan ook graag lezen. ‘Laatste’ is in dit geval wel heel erg ‘laatste’, omdat Townsend in april dit jaar overleden is aan een beroerte. Daar kwam ik per toeval achter nadat ik dit boek had gekocht. Ze had al jaren een niet al te beste gezondheid (zo was ze door diabetes blind geworden), maar het is wel heel verdrietig. Ze is 68 jaar geworden. Rust zacht Sue Townsend, je was de allergrappigste schrijver die ik ken.

Omdat ik nogal veel boeken had gekocht, en nogal veel boeken moest lezen voor mijn studie, kwam ik pas in oktober aan The woman who went to bed for a year toe. Het gaat over een vrouw, Eva, die de dag dat haar tweelingdochter en -zoon uit huis gaan, in bed gaat liggen en er niet meer uitkomt. Haar overspelige man (een sterrenkundige), haar moeder en schoonmoeder, toevallige bezoekers, iedereen moet maar eens voor haar gaan zorgen in plaats van andersom. Ook laat ze de kamer opnieuw inrichten zodat die helemaal naar haar wens is. (Ondertussen blijft zij, inderdaad, gewoon in bed)

Ze ligt daar maar een beetje te liggen, tot een wanhopige taxichauffeur haar door het raam ziet en denkt dat ze een soort wijze engel is. Hij wil haar graag vertellen over zijn problemen. Eva’s woorden behoeden hem er (onbedoeld, want die man kan haar niet zoveel schelen) voor dat hij een einde aan zijn leven maakt, waarna hij in de krant vertelt over haar bijzondere ziel. Dit zorgt voor een menigte fans die dag en nacht voor haar deur staat.

Dit boek was best leuk, maar voldeed toch niet aan mijn hoge verwachtingen. Op de voorkant staat onder andere de lovende quote “I laughed until I cried” maar euh… hoewel ik bij de Adrian Mole-boeken serieus hardop lachte, lachte ik bij dit boek alleen van binnen. Maar niet zo hard. En niet zo vaak. Verder vond ik die Eva een onmogelijk irritante trien. Ja, natuurlijk is het hartstikke zielig dat je zulke emotieloze rotkinderen hebt en je man het voor lief neemt dat het eten iedere avond op tafel staat, maar dat is geen reden om maar een beetje in bed te gaan liggen en te verwachten dat je oude (schoon)moeder je eten gaat brengen. Of dat je man de was gaat doen. Want euh, ik wil niet vervelend doen, maar je man heeft wél een baan. Hij moet nu én zijn eigen werk en het jouwe opknappen, want het huishouden is jouw baan. Jij zegt toch ook niet iedere dag tegen je man: “Oh schatje, ik ben zó blij dat je vandaag weer de stand van de sterren hebt berekend, zodat ik boodschappen kan doen! Dankjewel!” NEE! Dat is het leven, iedereen moet werken en daar krijgen we allemaal niet zoveel waardering voor als we denken dat we verdienen. En als je het huishouden niet bevredigend vindt, neem je maar een baan en een schoonmaakster.

Maar goed, over het algemeen is het wel een onderhoudend boek, met leuke personages (vooral de onafscheidelijke, maar kille tweeling Brian Jr. en Brianne). Ik ben blij dat ik het heb gelezen, maar ik zou het niet per se aanraden. Ook niet per se afraden. Gezien mijn hoge verwachtingen wel jammer, maar het is niet anders.

10 Comments

Filed under boeken

souvenirs (deel II)

Mijn laatste producten uit Parijs beginnen op te raken. De wasverzachter die ik in de eerste weken van mijn uitwisseling aanzag voor wasmiddel, de  nagellakremover van Bourjois die ik verkoos boven het huismerk om het nagellakremoven wat spannender te maken, de watjes om de nagellakremover op te doen (dat het anderhalf jaar duurde totdat ik daar doorheen ben, is veelzeggend); overal is nog maar een klein restje van over.

Natuurlijk zijn er ook spullen die niet op kunnen raken. De boeken in mijn kast, het vest dat ik nu draag. Veel hardloopspullen. Mijn citroenpers, ook niet onbelangrijk.

Laatst hadden we een college dat deels ging over consumptiegoederen (want dat zijn al die leuke dingen uit Parijs: gewoon ordinaire gebruiksartikelen, zooi). Consumptiegoederen, werd uitgelegd, zijn dragers van culturele ideeën die al te snelle vooruitgang tegen kunnen gaan. Hierbij ging het eigenlijk vooral over grotere ideeën en ontwikkelingen in de maatschappij, maar het geldt net zo goed voor de ideeën die mijn spulletjes uit Parijs uitdragen. Zolang ik nog een beetje Monoprix-wasverzachter bij mijn lakens kan gooien, ben ik nog steeds niet helemaal weg.

Achteraf gezien zou ik willen dat ik meer had gekocht. Meer gebruiksvoorwerpen, meer meubels, meer zooi. Al dat minimalisme ook altijd, ik had gewoon voor één keertje helemaal los moeten gaan. Teruggaan en die spullen (opnieuw of voor het eerst) kopen heb ik in sommige gevallen gedaan, maar dat is toch niet helemaal hetzelfde. Ik had half Parijs naar Amsterdam mee moeten slepen, die ene keer dat ik terugging.

Meestal als ik zulke dweperige gedachten aan Parijs heb, probeer ik te denken aan een bepaald moment in de wasserette. Eigenlijk kan ik iedere herinnering aan de wasserette hiervoor gebruiken, maar er is één herinnering die het best werkt. Ik zat op een herfstige dinsdag te wachten tot mijn was klaar was. Buiten was het grauw en nat. Binnen was het koud en iedere keer als iemand de deur open deed, werd het nog kouder. Ik had mijn jas aan en probeerde te lezen, maar het lukte niet, want een ruimte vol wasmachines leidt te veel af. Ik dacht toen: hier is niets aan. Hier valt echt niets te winnen. Ik had net zo goed in Nederland kunnen blijven.

Het helpt nog steeds niet echt, maar dat vind ik juist wel fijn.

parijs studeren kamer

Nog maar eens een nostalgisch fotootje van mijn uitzicht (dat gebouw rechts is trouwens een ziekenhuis, ik kon mensen in bedden zien liggen, verder toplocatie hoor)

 Souvenirs (deel I)

14 Comments

Filed under studie in buitenland