Ik heb last van concentratieproblemen. Altijd al gehad, geloof ik. Op de basisschool wist ik tijdens het gezamenlijk lezen nooit waar we waren, omdat ik in mijn gedachten mijn Rollercoaster Tycoon-imperium aan het uitbreiden was of me zorgen maakte over de verspreiding van mond-en-klauwzeer bij varkens. Toen ik, eenmaal op de middelbare school, aan mijn broertje vroeg hoe hij in vredesnaam nog voldoendes kon halen voor geschiedenis terwijl hij nooit leerde, zei hij dat hij gewoon goed oplette in de les en zo genoeg meekreeg. Ik viel bijna van mijn stoel van verbazing: waren er serieus mensen die konden opletten bij geschiedenis? En waren deze mensen ook nog eens familie van mij?
(Je mag het best ironisch vinden dat ik nu voor de klas sta, hoor. Ik vind het zelf vooral handig: als ik een modelleerling was geweest, zou ik niet zo vaak positief verrast worden door de oplettendheid van leerlingen.)
Ook nu ik supervolwassen ben, zijn mijn gedachten nog altijd overdreven actief. Als ieder hoofd een feestje was, was die van mij er eentje met alleen maar eerstejaarsstudenten die pas sinds een paar maanden legaal mogen drinken en dus alles onderkotsen. (Ziet u het voor u?) Het is nogal chaotisch en vaak vermoeiend, maar in ieder geval niet saai – er is altijd wel iemand om mee te praten, bestaand of niet-bestaand (ik prefereer het laatste, want door die fictieve babbeltjes met bestaande mensen raak ik later wel eens in de war: hebben we dit gesprek nou echt gehad, of heb ik het gewoon verzonnen?).
Natuurlijk ben ik niet de enige ter wereld met deze problemen en hoef ik niet helemaal zelf te verzinnen hoe ik mijn hoofd een beetje rustig moet krijgen. Ik heb dan ook alles uit de handboeken geprobeerd om die bezopen studenten weg te krijgen. Meditatie hielp een tijdje, maar hoe vaker ik het deed, hoe minder effectief het leek. Yoga werkte ook even, en goed ook – ik vond die poses in het begin zo ingewikkeld dat ik niets anders kon dan me volledig concentreren op wat mijn yogaleraar van me verlangde. Na iedere les voelde ik me bijna zweven, zo licht was ik door de afwezigheid van partyruis. Een paar maanden later begon ik dat hele downward facing dog-gebeuren wel een beetje onder de knie te krijgen, waardoor er weer ruimte ontstond voor gedachten. Dat kleine kiertje veranderde al snel in een groot gapend gat waardoor alle weggestuurde studenten lachend terug naar binnen klommen.
Iemand vertelde me dat ik mijn aandacht moet zien als een jong hondje dat overal op af wil rennen, maar dat moet leren om netjes bij mijn voeten te komen liggen. Ik moest meteen denken aan het hondje van een vriendin van me, dat, toen ik gehurkt zat om haar te aaien (het hondje, niet de vriendin), op mijn schoot kwam zitten. Het was een oncomfortabel maar wonderschoon moment, aangezien honden normaliter een natuurlijke afkeer van me hebben (net als baby’s) (nu was dat hondje zo klein dat hij meer op een konijn leek, maar toch.) Ik wilde het, toen het onderwerp ‘honden’ werd aangesneden, direct liever hebben over wat voor overwinning het was dat ik gewoon geconnect heb met een hond, maar goed, dat is een beetje ongepast als iemand je probeert te helpen met je concentratieproblemen, dus vertelde ik dit hem maar alleen in mijn gedachten.
Op een dag gaat het me lukken, op een dag ben ik de studenten en het hondje de baas en zal er wat rust in de tent komen (doet dit jullie ook zo denken aan Villa Volta???). Echt, heus, sowieso. Maar het gaat nog wel even duren, ben ik bang. Tot die tijd blijft het lekker druk, lekker vermoeiend, maar in ieder geval niet eenzaam, want ik kan er altijd met iemand over praten – al is het maar in mijn hoofd.