Bijna 10 jaar geleden verhuisde ik van een schuur in Zwanenburg (don’t ask) naar een grote roze studentenflat in Amsterdam-Noord. Dat was de beste beslissing van mijn leven. Mijn levenskwaliteit ging er zeer op vooruit nu ik niet meer met twee bussen en een trein naar de uni moest, maar gewoon lekker naar de pont kon fietsen. Bovendien was het hier een stuk gezelliger dan in Zwanna (= Zwanenburg voor intimi). Ik had in Noord mijn eigen badkamer en deelde de keuken met 12 anderen, en zeker 8 van die 12 waren ontzettend leuk. Bovendien had je beneden in de flat een café, waar gewoon binnen mocht worden gerookt en er bier werd getankt alsof het morgen over de datum zou zijn.
Ook gezellig: met enige regelmaat stonden er Jehova’s of Hare Krishna’s aan de deur, in de hoop wat ontheemde studentenzieltjes te kunnen werven. Hoewel ik best wel aan deze omschrijving voldeed, lukte het me toch telkens weer om ze af te wimpelen. Eén keertje vroeg een Hare Krishna-aanhanger na een mislukte bekeerpoging of hij nog wat mocht drinken. Melk, als het even kon, maar dat had ik niet. Liever geen water. Bietensap was wel oké. Zijn tanden en lippen waren er helemaal paars van, maar ik heb er niets van gezegd omdat ik wilde dat hij wegging (iets waar ik me zeker drie jaar lang schuldig om heb gevoeld, zo ben ik dan ook wel weer).
Als je wilt, kun je in de archieven van m’n blog nog wel dingen lezen uit die periode. Het waren mijn hoogtedagen van mijn blogcarrière, ik schreef meerdere keren per week. Daarna is het dramatisch achteruit gegaan met mijn blog (evenals met mijn jeugdige looks, de hoeveelheid bier die ik op een doordeweekse dinsdagavond tank, en de hoop dat ik ooit genoeg geld zal bezitten om een schuur in Zwanenburg te kunnen kopen).
Wat met de jaren ook achteruit is gegaan: mijn kwaliteit van leven in de grote roze flat. De eerste twee jaar waren geweldig. Daarna gingen mijn leuke buren één voor één weg en kreeg ik er steeds jongere exemplaren voor terug, die op zich best aardig waren, maar de hele tijd domme dingen deden, zoals pannenkoekenbeslag uit het raam gooien, de gootsteen zo vol met vet laten lopen dat hij verstopte (en wie kon er weer aan de slag gaan met haar plopper?) of met boodschappenkarretjes door de gang te raceten. Daarnaast werd er op een gegeven moment con-ti-nu ingebroken (niet door mijn buren – althans, dat neem ik aan), mijn stoffige oude IKEA-wasmand (?!?!?) werd gestolen uit het washok (wel door een van mijn buren en ik heb sterke vermoedens door wie!) en je zág de ratten gewoon in en uit de vuilnisbakken springen. (Dat had ongetwijfeld te maken met het feit dat er zoveel pannenkoekenbeslag in het gras lag.)
Toen was het voor mij ook maar eens tijd om op te hoepelen. Inmiddels ben ik weer drie huizen verder. Nog steeds in Amsterdam, maar waar ik nu woon is het een stuk rustiger. Ik bedoel, als je een gat in je muur boort krijg je al de vraag of het wat zachter kan. Er komen ook geen Hare Krisna’s meer aan de deur, alleen studenten die willen dat je lid wordt van een of ander goed doel voor zielige hondjes. Raak hierbij altijd nét iets meer in de verleiding om mijn naam op de lijst te zetten, maar ook hier houd ik me sterk, want ik steun al genoeg goede doelen. Ze willen gelukkig nooit wat te drinken, want ze hebben targets te halen. Er moet immers geld verdiend worden, dan kunnen ze misschien ooit eens een schuur in Zwanenburg kopen. Ik denk dan altijd, doe het niet, zo leuk is het nou ook weer niet in Zwanna. Maar ook nu houd ik mijn mond.