Voor college, als het buiten nog donker is, naar Bastille rennen, en terwijl de zon opkomt weer terug. Op zondagochtend hardlopen langs de Seine, wanneer het zelfs voor de Notre-Dame nog helemaal stil en leeg is, en dan de laatste brug nemen die nog over Île de la cité gaat (Pont Neuf), en via de andere kant van de rivier terug.
Frans spreken met Engelsen en Engels spreken met Fransen. De “beste chocolademousse van de stad” eten. De “crèpes zoals de Fransen dat doen” eten. Mensen die je allerlei plaatsen laten zien die je vervolgens niet onthoudt. Bijna een hekel krijgen aan Montmartre, omdat je er zo vaak heen bent geweest.
Een goed excuus hebben om naar de biologische supermarkt te gaan; de weinige vleesvervangers die ze in normale supermarkten verkopen, smaken naar karton. Bij de Monoprix een pakket groenten voor een stoofschotel kopen voor twee euro, en daardoor voor een week lang aan spagettigroenten hebben.
Vervolgens vijf euro betalen voor een cappuccino.
De metro ingaan en op lijnen richting heerlijk klinkende eindbestemmingen stappen (Ivry-Villejuif, Porte Dauphine, La Courneuve). Dat die eindbestemmingen meestal zelf niets voorstellen – als in: dat de eindhalte in een stadsdeel ligt waar je nog niet dood gevonden wilt worden – doet er niet toe. En maar overstappen, weer een nieuwe metro in. De metrokaart uit je hoofd kennen en direct weten hoe je van A naar B komt, blindelings de weg vinden in grote overstapstations. Überhaupt de metro nemen: in Amsterdam gaat hij toch alleen naar plaatsen waar je niet heen wilt.
De metro nemen – of nog beter: fietsen – naar Hôtel de Ville, om naar dat grote winkelcentrum te gaan waar ik niets kon betalen, maar waar de wc wel gratis was. Iets dat uiteindelijk altijd een beetje frustrerend was, maar ergens heen gaan met een semi-doel is soms gewoon nodig.
Hetzelfde geldt voor Opéra en de grote winkelcentra daar omheen, alleen betaal je daar een euro voor de wc.
Fietsen langs de Seine en het na verloop van tijd niet meer eng vinden. Met de fiets aan de hand naar een fietsenmaker vlakbij Jardin du Luxembourg lopen.
Naar college gaan en dan de hele dag geen bekenden tegenkomen en met niemand een woord wisselen. Tijdens de lunch een voorgerecht, hoofdgerecht én een toetje eten. Leren bij Pret a manger. Nieuwe Franse boeken kopen voor maar een paar euro bij Gilbert et Joseph. Tijdens een leerpauze wandelen in Jardin des plantes. Overal wandelen want overal is het leuk. Zo vaak naar het Louvre als ik zou willen, want het is toch gratis. Altijd Centre Pompidou passeren, in de veronderstelling dat je een andere keer wel eens een tentoonstelling bezoekt.