Volgens mij was het mijn vaders idee om een fiets mee te nemen naar Parijs. Of was ik het toch het mijne? In mijn dagdromen zag ik mezelf de hele stad doorkruisen op dat ding, vrij en mobiel en in control. Hier aangekomen bleek het fietsen heel wat minder ongecompliceerd te zijn, maar ik fietste en ik leefde.
En wat was ik er blij mee. Al was het maar omdat het naar de universiteit gaan zoveel sneller ging dan lopend en zoveel goedkoper was dan met het openbaar vervoer. Daar bij de uni, waar ik dagelijks ongeveer vijf andere fietsen geparkeerd zag, veroorzaakte ik veel oh-jij-bent-zo-Nederlands-glimlachjes.
Daarom is het zo zo zo irritant dat er gebeurde wat er gebeurde
Het was maandagochtend. Ik was er net achtergekomen dat ik me de volgende dag in zou moeten schrijven voor mijn vakken van volgend semester, terwijl ik nog geen idee had van hoe of wat. Gestrest als ik was, besloot ik mijn banden op te pompen in de rustieke binnentuin van onze studentenflat. Ja, een binnentuin. Met bomen en zo. Bomen die bijna kaal waren, omdat alle herfstbladeren inmiddels al op de grond waren beland.
Nu ben ik nooit zo’n ster geweest in banden oppompen. Ik vergeet altijd hoe het werkt en zodra ik heb uitgevonden wat ik moet doen, ben ik het alweer vergeten. Iedere keer is het een totaal nieuwe ervaring.
Maar goed. Ik draaide het ventiel los, klaar om een beetje lekker aan te klungelen, en legde het dopje op de grond.
Alleen toen, toen schoot ineens een ander onderdeel van het ventiel los, stuitte tegen een spaak en vloog weg. Waarheen kon ik niet zien; het ging te snel. Waar het dan lag kon ik ook niet zien; de hele tuin was bedekt met een dikke laag bladeren. Ik heb verschoven, gewroet, verplaatst, maar het ventiel was nergens te vinden. Mijn band was inmiddels leger dan leeg.
Omdat ik een Zelfstandige en Vindingrijke Meid ben, wist ik meteen een oplossing voor het missende ventiel: ik ging gewoon naar de Decatlon. Waarschijnlijk zouden ze die dingen niet los verkopen, maar als ik er om zou vragen, kreeg ik er vast eentje mee van de reparatieafdeling. Toch?
Bij de Decatlon deden ze echter niet aan losse ventielen; ik moest maar een nieuwe binnenband kopen. Die kon ik er zelf opzetten, of, voor een paar euro, er door een medewerker laten opzetten.
Vol goede moed nam ik de nieuwe binnenband mee naar huis, ook al had ik geen flauw idee hoe mijn oude binnenband er überhaupt af moest.
“Kan ik dit?” vroeg ik op Skype aan mijn vader.
“Neem je fiets maar mee naar de Decatlon,” antwoordde hij.
De volgende dag sleepte ik mijn fiets naar de Decatlon.
“Sorry, dit kan ik niet doen,” zei de jongen met een een schroevendraaier in zijn hand, “Wij maken geen Nederlandse fietsen. Die zijn te moeilijk.”
Hij zei dat richting Place d’Italie wel een kleine fietsenmaker moest zitten. Ik vroeg hem, nog net niet schuimbekkend/huilend naar de straatnaam. Die wist hij niet.
Ik ben met mijn fiets aan mijn hand richting Place d’Italie gelopen, maar ik vond niets dan bakkerijen. Als ik op de fiets was geweest, had ik ook meteen alle zijstraten kunnen zoeken, maar zonder fiets duurt dat een eeuwigheid. Ik heb me zelden zo ontmanteld gevoeld.
Mijn vader stuurt me een nieuw ventiel, per post.