Zal ik jullie een geheim verklappen? Ik ben bang in het donker. Of nou ja, eigenlijk ben ik ook wel bang als het gewoon licht is. Maar in het donker is het altijd nog net wat erger.
Waar ik bang voor ben? Om dingen te zien. Geesten, voornamelijk. Geesten van vrouwen met enge gezichten. Ik ben bang dat ze ineens naast mijn bed staan, bang om ze in de spiegel te ontdekken. Om ineens een koude hand op mijn schouder te voelen, bang ze voor mijn raam te zien – en dat terwijl ik op de vijftiende verdieping woon.
En ja, ik ben ook bang voor mannen, maar dan voor mannen van vlees en bloed met messen en bivakmutsen. Mijn angst komt in clichés, dat kan ik ook niet helpen. Dat krijg je hè, als je als kind teveel griezelboeken leest. Toen sliep ik ook al met knoflook voor mijn raam. En kennen jullie dat verhaal uit de Griezelbus 3 nog, waarin dat meisje na een fietsongeluk in het ziekenhuis belandde, met die enge zuster die ‘s nachts bloed dronk? Daar kan ik nog steeds wakker van liggen. Toen ook al, trouwens, maar mínder. Er is ergens iets misgegaan, al heb ik geen idee wat.
Ik prijs mezelf gelukkig met het feit dat ik momenteel op dertien vierkante meter woon en dat er dus bijna geen verstopplekjes voor enge mensen in mijn kamer zijn. Mijn angst-in-het-donker is op zich best wel een reden om niet te verhuizen naar een woning voor mij alleen, een woning met een aparte slaapkamer en een eigen keuken. Hoe graag ik dit overdag nog wil, ‘s avonds denk ik daar heel anders over.
Misschien denk je nu: god Lisa, hier groei je heus wel overheen, als je groot bent, maar jongens, ik ben al 23, en ik weet zeker dat het niet overgaat als ik het gewoon probeer. Het bewijs vond ik zojuist in een vergeten blogpost van drie jaar terug, toen ik dus wel een huis voor me alleen had en alleen maar bang was. Als iemand een tip heeft om toch wat stoerder te worden, hoor ik het graag. En kom niet met knoflook voor mijn raam, want vampiers zijn hartstikke onrealistisch, daar geloof ik echt niet meer in. Duuuh.