Toen ik nog gewoon vegetarisch at, was ik niet echt een dierenvriend. Ik was zo’n irritante, quasi-intellectuele wijsneus die maar riep dat ze niet in katzwijm viel voor ieder kalfje, maar het desondanks niet moreel te verantwoorden vond om dat kalfje dan maar meteen op te eten.
Daarbij had ik destijds een lichte, of nou ja, een redelijk gemiddelde, of misschien zelfs wel een zware hekel aan honden. Dat kwam deels doordat ik ze een beetje vies vond (die geur!), maar eigenlijk vooral omdat ik doodsbang was voor die dieren, hoe suf dit misschien ook mag klinken.
Nu moet ik toegeven: ik heb veel nutteloze angsten. Enkele voorbeelden hiervan zijn vast komen te zitten onder een rotsblok, een natuurramp meemaken en dan binnen opgesloten zitten zonder een noodvoorraad bruine bonen, en geesten (in het bijzonder die ene uit Dead Silence (After all this time? Always.)). Mijn angst voor honden valt in deze categorie (genaamd ‘Angsten Die Zo Belachelijk Zijn Dat Ze Weer Leuk Zijn – Bijna Dan’). Natuurlijk, doodgebeten worden door een hond is net iets waarschijnlijker dan dat er ineens een eng wijf naast je bed staat om je tong uit je mond te rukken en een buikspreekpop van je te maken, maar alsnog is dit doembeeld vrij onrealistisch.
Toch ben ik bang voor die beesten. Heel stom, ja. Ik was het al een beetje als kind, maar toen viel het nog wel mee, ik voerde gewoon snoepjes aan de hond van vrienden, no problemo. Dat zou ik nu niet meer durven. Ik weet niet zo goed waar het mis is gegaan, maar ik vermoed dat het iets te maken heeft met mijn hardlooppraktijken, waarbij ik in zes jaar tijd bijna nooit, maar soms toch wel eens, achterna ben gerend door een hond. Eén keer was uitgesproken eng, toen een grote herdershond van een behoorlijke afstand op me af snelde en vervolgens blaffend rondjes om me heen ging lopen. Zijn baas riep hem terug, de hond rende weer weg, ik liep langzaam verder, kwam die hond weer! Nou, echt, ik heb hierna maanden niet meer hardgelopen, zo geschrokken was ik (ik was toen ook pas 18 dus mijn zelfdiscipline was ook nog niet zo je van het).
Maar goed, uiteindelijk is er niets gebeurd. Er heeft nog nooit een hond z’n tanden in mijn vel gezet, dus waarom klopt mijn hart dan met een triljoen slagen per minuut als ik een onaangelijnd mopshondje passeer? Waarom moest ik mezelf echt dwingen om door een mooi natuurgebied te rennen in plaats van door een lelijke woonwijk? Waarom vind ik het zo vervelend om in een park op de grond te gaan zitten? Ik snap best hoe irreëel deze angst is – vooral omdat ik heb gemerkt dat-ie vooral opspeelt als honden niet aangelijnd zijn. Dat eerder genoemde mopshondje dat los rondloopt voelt voor mij veel bedreigender dan een reusachtige rotweiller die aan een dun touwtje wordt vastgehouden door een kind van zeven (ja nu hoeven jullie niet massaal te zeggen dat rottweilers eigenlijk heel liehief zijn, feit is en blijft dat die je toch makkelijker kunnen verscheuren dan mopshonden, mochten ze daar zin in hebben).
Maar goed, hoor ik jullie denken, wat heeft dat nou te maken met dat hele vegetariër-zijn? Nou, leuk dat jullie het je afvragen, het zit namelijk zo: sinds ik negen maanden geleden ben geëvolueerd van vegetariër naar veganist, ben ik anders naar dieren gaan kijken. Simpel gezegd: ik vind alle dieren ineens Heel Erg Schattig. Jullie mogen nu lachen hoor, want het is ook best wel raar. Waar ik eerst nog vrij rationeel naar die wezens keek, wil ik ze nu het liefst allemaal adopteren (kijk! Babyvleermuizen in dekentjes! Kijk! Een panter die een man kusjes geeft!). Ik weet niet zo goed wat er allemaal in die hummus van mij zit, maar ik verkeer tegenwoordig continu in staat van vertedering omdat mijn vriend me weer eens een foto heeft gestuurd van een koe die op een bank zit.
En die staat van vertedering bereik ik nu ook door honden. Ik vind ze zo lief en schattig dat ik er bijna eentje in huis zou nemen, ware het niet dat ik dat niet durf. (De enige hond waar ik niet bang voor ben is het hondje van Babet, maar dat komt denk ik doordat dat hondje zo groot is als een konijn en bovendien bang is voor mensen – dat schept toch een band.) Als ik een puppy op internet zie, vind ik ‘m de liefste ooit, maar als er eentje langs me loopt, denk ik dat mijn laatste uur geslagen heeft. Ik zit gevangen in een spagaat tussen vrees en liefde. Een niemandsland tussen Team Hond en Team Hondenhater. Het is een rare plek.
En dan durven ze nog te beweren dat het veganisme niet zwaar is.