Mijn oma schreef vaak briefjes, korte briefjes met niet veel meer dan een voornaam of productnaam. Lisa, chocola, of Lisa, koekjes: dat soort dingen. Toen ze de rest van het potje oploskoffie dat zij en opa tijdens hun vakantie hadden gebruikt aan mij gaf (“Daar drinken we toch nooit meer van”), stond mijn naam op het briefje dat er met plakband op was bevestigd. Vier letters, niets meer.
Als iemand er niet meer is, worden dat soort dingen opeens heel bijzonder. Ik drink ook nooit oploskoffie, dus het potje blijft achterin de kast staan, met het briefje er stevig aan vastgeplakt. Een themanummer van de Margriet over Amsterdam, met het briefje Voor Lisa (streep eronder) 9 straatjes in Amsterdam (streep eronder) ligt ook voor eeuwig tussen mijn verse tijdschriften.
Het is zo raar om briefjes in haar handschrift te zien, in dat sierlijke handschrift (echt een oma-handschrift, kleine priegelletters met enorme lussen, mijn andere oma had dat nog erger, meen ik me te herinneren). Iemand wiens handschrift voor je neus ligt, kan onmogelijk weg zijn. Toch? Iemand die schrijft Lisa, drop en chocola (streep eronder) Thomas, kauwgom (streep eronder) is er toch nog gewoon? Of Lisa (streep eronder) Dit boekje heb ik al lang in huis. Nu mag jij het gebruiken in Amsterdam. Groetjes Oma en Opa (streep eronder)?
Als ik die briefjes zie, is het net alsof ze er gewoon nog is, gewoon nog bij mijn opa in huis, en dadelijk gaan ze gewoon koffie drinken, echte koffie. Of samen boodschappen doen, waarna mijn oma briefjes plakt op het snoep dat ze voor ons heeft gekocht. Door haar handschrift is ze ineens zo dichtbij dat ik haar bijna aan kan raken. En hoewel ik het niet had verwacht, voelt dit behalve raar ook behoorlijk geruststellend.