Weet je wat ik het stomst vind aan wonen in Amsterdam-Noord? Dat is niet dat wij door water worden gescheiden van de rest van de stad. Dat is best lachen, vooral omdat je dan met de pont mag. Het is ook niet dat ik ‘s avonds niet alleen naar huis durf te fietsen, want de nachtbus gaat hartstikke vaak en is nog lekker warm ook. Het stomst (of beter gezegd: wat ik wel vervelend vind, ik vermaak me verder prima in Noord Gestoord) is dat als je, wanneer je met het ov naar een ander deel van Amsterdam gaat, Centraal Station niet kunt vermijden. Nu weet ik niet of jullie een beetje bekend zijn met Centraal Station, maar het is best groot. En als ik uit mijn bus stap en naar de trams aan de andere kant loop, of andersom, nou, dan moet ik dus over een hele grote open vlakte.
Als kind zat ik op fysiotherapie omdat mijn motoriek niet zo je van het was. Een van mijn ‘problemen’ was dat ik nooit durfde te rennen in de gymzaal. Dit komt me tegenwoordig totaal bizar voor: hoe kun je nou niet durven rennen op een open vlakte? Ik heb niets tegen open vlaktes. Behalve dan die voor Centraal Station. Want dat is een jachtterrein.
Het jachtterrein van de goeden doelen-wervers, welteverstaan. Want daar zijn er veel, en vaak van meerdere organisaties tegelijk ook. Iedere keer als ik naar de tram loop, begin ik direct te scannen op mensen met felgekleurde jasjes en klemborden, om daar met een zo’n groot mogelijke boog omheen te lopen. En dan doorlopen hè, zo stuurs mogelijk voor me uitkijken en uitstralen dat ik haast heb.
Dat heeft nooit zoveel zin. Ik zie er kennelijk uit alsof ik heel lief (ja oké dat ben ik ook) en ook nog eens makkelijk over te halen ben (… oké dat ben ik ook), want ze moeten mij altijd hebben. Ze komen desnoods vanaf de andere kant van het plein aanlopen, speciaal om met mij te praten. Ik ben niet egocentrisch en ik maak ook geen grapje. Ze lopen hele mensenmassa’s voorbij om mij te bereiken. Ik wou dat dit zo ging met alles in mijn leven. Gelukkig leer je om te gaan met die niche- populariteit, ik mompel altijd “Neegeentijd” en sta geen seconde stil (oké, behalve die ene keer dan).
Daarom viel het me een beetje tegen hoeveel aandacht ik de afgelopen week kreeg van de lokale politiek. Oké, ik heb twee sponzen van de SP gekregen, maar die gasten stonden er ook al lang. Foldertjes van de D66 en PvdD. Een ontbijtkoek van de VVD. Maar dat was het. Geen GroenLinkser die mij met chocolade wilde vertellen dat ik Groen en Links ben. Geen PvdA’er die mij een roos met doornen gaf. Wat nou, een jachtterein. Wat nou, we rennen allemaal kilometers achter Lisa aan. Zie ik er nu ineens niet meer lief en makkelijk over te halen uit? Ben ik nu wel ineens te dom of te jong? Of vertelt mijn groene jas dat ik al lang een keuze heb gemaakt?
Hoe dan ook, ik ben blij met de sponzen, de ontbijtkoek was zalig en een beetje dom ben ik wel, want ik was vandaag mijn stempas vergeten en nadat ik het rode potlood had gehanteerd, kreeg ik mijn stembiljet niet meer netjes opgevouwen. En nu maar hopen dat deze trend waarin Centraal Station-zieltjeswinnaars mij niet meer als het centrum van het universum zien, zich lekker voortzet.