Vorige winter bracht ik door in een vuilniszakkenjas. Je weet wel, zo’n glimmend gewatteerd ding dat iedereen altijd schamper uitlacht. Die figuren waar ik mee om ga doen dit tenminste – in het straatbeeld zie ik genoeg mensen die er minder problemen mee hebben (het uggs-effect, zeg maar).
Nu is die van mij niet echt een onvervalste. Oké, hij is grijs en gewatteerd, maar hij glimt niet. En hij heeft een tailleriem. En geen nepbont. Eigenlijk is het best een hippe jas, op een soort vooruitstrevende ik-sta-boven-jullie-haat-manier. Ik had hem twee jaar geleden van mijn moeder gekregen omdat ik bijna doodvroor in mijn prachtige paarse Benetton-jas. Die vuilniszakkenjas was inderdaad best wel heel veel warmer, dus droeg ik hem het jaar daarop.
Eigenlijk had ik al mijn vertrouwen in mooie jassen al lang verloren. Een roddelwebsite wist mij van mijn illusies te beroven: toen ik een keer op zoek was naar leuke achter-de-schermen-plaatjes van Gossip Girl (ja, dat kijk ik. Omdat ze zulke leuke kleren dragen. Jassen, voornamelijk), vond ik allerlei wanstaltige foto’s van de acteurs tussen de opnames door. Ze waren aan het filmen in winters New York. In de serie dragen de actrices prachtige pumps en jassen, maar tussen de takes door… kijk, dat ze hun hakken verruilen voor uggs, oké, daar kan ik nog inkomen. Maar dat ze hun mooie gekleurde wollen jassen verruilen voor een vuilnisbakexemplaar? Allemaal? Kennelijk lag het niet aan mijn ene Benetton-jas: mooie jassen houden je gewoon niet warm.
Desondanks vond ik mezelf gisteren toch weer voor de spiegel van een niet nader te noemen afdeling van de V&D. Met een lange groene wollen jas aan. Te twijfelen of het het waard was om gewoon iedere dag thermo-ondergoed te dragen om warm te blijven. Me af te vragen of ik niet gewoon beter in mijn avant-gardistische vuilnisbakkenexemplaar kon blijven rondlopen. En of die kleur groen me wel stond (dat soort dingen zie ik niet. Net zoals vet haar, ik weet ook nooit of ik mijn haar nou alweer moet wassen. Heel gek. Ik kan over het algemeen aardig met uiterlijke zaken overweg, maar dát). Te hopen dat deze jas gewoon wél warm genoeg was. Toen ik al een kwartier of wat stond te dralen, werd ik ineens toegesproken door een vrouw. Dat het een hele leuke jas was. En dat die kleur me goed stond. Voor het geval dat ik nog mocht twijfelen. Want zoiets is moeilijk hè, zo in je eentje.
Het was geen stem van God, ook niet van Blair Waldorf of van mijn onbewuste, het was een winkelende leeftijdsgenoot die aan de andere kant van het kledingrek stond. En heel vriendelijk lachte.
Dus bedankt ik haar vriendelijk lachend voor haar goede raad. En rekende ik de jas af. Gevoelig voor sociale druk, laten we maar zeggen.
Eenmaal buiten bedacht ik me met een schok dat ik misschien een maat groter had moeten nemen zodat ik er een heleboel truien onder kon dragen. Maar ja, te laat. Gekocht is gekocht. Ik kan mijn vuilniszakkenjas nog altijd dragen dagen dat het heel koud is (of ik me heel avant-gardistisch voel, Gossip Girl is immers ook al zó 2008).
P.S. Dit is ‘m