Toen de trein stopte bij Amsterdam Amstel, had ik mijn pasta al lang op. Het kartonnen doosje van Julia’s zat lusteloos tussen mijn vingers geklemd. Mensen dromden zich langs me naar buiten. Als allerlaatste kwam een blonde jongen met een sporttas de coupé uit. Hij stopte voor mijn neus en stak zijn rechterhand uit. Even dacht ik dat het een vage maar beleefde kennis was die mijn hand wilde schudden voordat hij snel verder moest. Klein verschil was dat ik deze jongen écht nog nooit had gezien. Na hem secondenlang niet-begrijpend te hebben aangestaard, drong het tot me door dat hij mijn pastabakje wilde hebben. Ik gaf het hem, bedankte hem toen hij snel de trein uit sprong. De deuren sloten direct. Ik bleef verbaasd achter en verzon de ene na de andere theorie over een ondergrondse internetbeweging die het dagelijks leven van treingangers op wil fleuren door ongevraagd iets aardigs te doen.
Volgende keer ga ik ook het afval van een vreemde weggooien. Al is het maar omdat je mensen er zo mee van hun stuk brengt.