Je le sais, ik heb mijn en jullie blogs grondig verwaarloosd, maar had ik een slechte reden? Nee. Ik heb een verdomd goede reden en dat is Parijs. En dat bedoel ik helaas niet op een romantische ‘de stad wacht’-manier. Meer als: Parijs is nogal veeleisend en komt z’n afspraken niet na, waardoor schijnbaar simpele zaken ineens veel meer tijd kosten.
Maandag ging ik de sleutel van mijn kamer ophalen. Omdat ik deze had gehuurd bij een grote studentenwoningcorporatie, dacht ik dat het proces vrij vlekkeloos zou verlopen. Niet dus. Eerst moesten we (we = ik en mijn ouders. Ik ben nogal onzelfstandig. Of ik heb gewoon hele aardige ouders) ergens heen om mijn handtekening te zetten en praktisch alle financiële gegevens van mijn moeder in te leveren. (Ze vertrouwen me niet, dus ze moeten zeker weten dat mijn ouders in staat zijn de rekeningen te betalen als ik al mijn geld uitgeef in de Moulin Rouge)
Omdat we drie kwartier voordat het bureau opende al voor de deur stonden, werd ik vrij snel geholpen. De vrouw achter de balie was vriendelijk, maar niet al te snugger – zo dacht ze uit mijn paspoort op te maken dat ik ‘Rotterdam Lisa’ heette.
“En dit,” ze onderstreepte iets, “is het adres van je residence, en hier,” ze onderstreepte iets anders, “moet je de sleutel ophalen. Let op, het is op een ander adres.”
Het was dus exact hetzelfde adres. “Oh,” zei ze toen we haar daarop wezen, “oh.”
Aangekomen bij mijn residence was er niemand op kantoor. Op een briefje dat op de deur hing stond dat de administratie tot 30 september gesloten was. Toen ik het telefoonnummer dat erbij stond belde, kreeg ik een ander adres opgegeven waar ik nu, direct, meteen heen moest.
Het was gelukkig niet ver. Wel druk. Een goedlachse man met rode krulletjes vertelde me dat hij nu geen tijd voor me had, maar dat ik om drie uur terug moest komen. Fijn om dat te horen, om elf uur ‘s ochtends, als je staat te popelen om je nieuwe kamer (en vooral de koelkast) in te richten.
Na vier uur macarons eten bij de McDonalds, lunchen bij de Italiaan en toch maar alvast boodschappen doen, keerden mijn moeder en ik terug naar het tweede adres. De man met de krulletjes was nergens te bekennen. Toen ik na lang wachten eindelijk aan de beurt was, zei de man achter de computer verbouwereerd dat ik hier helemaal niet moest zijn. De vrouw achter het het bureau naast hem riep van wel en liet zien hoe hij me in het systeem kan vinden. “Oh nee,” zei ze toen ze even had gezocht, “je moet toch in het residence zijn.”
Ik ben dankbaar voor het feit dat mijn moeder en ik allebei regelmatig hardlopen, want zonder deze skills was ik nu dakloos geweest. We waren net op tijd in het eerste residence, dat om onverklaarbare redenen nu ineens wél open was. Nadat ik wat dingen had ingevuld bij een nogal intimiderende vrouw die me liet beloven dat ik METEEN DE VOLGENDE DAG EEN BANKREKENING ZOU OPENEN EN ME ZOU LATEN REGISTEREN BIJ HET ELEKTRICITEITSBEDRIJF, mocht ik mijn kamer in. Deze kamer was, hoewel erg vies achtergelaten, groot en mooi en ik heb ook nog eens uitzicht.
Eind goed, al goed? Als je even buiten beschouwing laat dat ik als het aan de bank ligt nog twee weken wacht op een pasje, het elektriciteitsbedrijf donderdag een bordje “bijzondere sluiting 6 september”op de deur had en toen ik vrijdag terugkwam “bijzondere sluiting 7 september”, vakken in werkelijkheid minder ECTS hebben dan in de studiegids waardoor ik mijn hele rooster moet herzien en mijn studiecoördinator nooit kwam opdagen.
Maar ja. Het zijn wel de straten van Parijs waardoor in van de ene instantie naar de andere ren. Dat is ook wat waard.